| Een hiërarchisch adresseringsschema organiseert adressen in een hiërarchie van niveaus, die vaak de fysieke of administratieve structuur van een netwerk weerspiegelen. Twee uitspraken die een dergelijk schema zouden kunnen beschrijven zijn:
1. Het adresseringsschema gebruikt een combinatie van globaal routeerbare adressen en lokaal significante adressen om apparaten binnen een netwerk te identificeren. Dit weerspiegelt de gebruikelijke praktijk om een globaal uniek adres (zoals een openbaar IPv4- of IPv6-adres) aan de rand van het netwerk te gebruiken en vervolgens intern privé-adressen (zoals een 192.168.x.x-subnet) te gebruiken. De hiërarchie scheidt mondiale routeringsproblemen van de interne organisatie.
2. Het adresseringsschema gebruikt voorvoegsels of maskers om netwerkgrenzen af te bakenen en de adrestoewijzing efficiënt te beheren. Dit benadrukt hoe hiërarchische schema's netwerkvoorvoegsels gebruiken (bijvoorbeeld de eerste paar octetten in een IPv4-adres) om verschillende netwerken te definiëren. Subnetmaskers (of CIDR-notatie) bepalen nauwkeurig welk deel van het adres is gereserveerd voor het netwerk en het deel voor individuele hosts, waardoor efficiënt gebruik van IP-adresruimte mogelijk is. |