RAM (Random Access Memory) is georganiseerd in een hiërarchie van cellen, rijen en kolommen. Elke cel is de kleinste RAM-eenheid en kan één bit aan gegevens opslaan (een 0 of een 1). Cellen zijn gegroepeerd in rijen en rijen zijn gegroepeerd in kolommen. Het snijpunt van een rij en een kolom wordt een geheugenlocatie genoemd.
Elke geheugenlocatie heeft een uniek adres, dat wordt gebruikt om toegang te krijgen tot de gegevens die op die locatie zijn opgeslagen. Wanneer de CPU gegevens uit het RAM wil lezen, stuurt hij het adres van de geheugenlocatie naar de geheugencontroller. De geheugencontroller haalt vervolgens de gegevens op van de geheugenlocatie en stuurt deze naar de CPU.
De grootte van een RAM-module wordt bepaald door het aantal cellen, rijen en kolommen die deze bevat. Een RAM-module met 1.024 rijen, 1.024 kolommen en 1 cel per kruispunt zou bijvoorbeeld een capaciteit hebben van 1 megabyte (1.024 x 1.024 x 1 =1.048.576 bytes).
RAM-modules worden doorgaans in paren of veelvouden van paren geïnstalleerd om te profiteren van dual-channel of quad-channel geheugenarchitecturen. Dankzij de dual-channel geheugenarchitectuur kunnen twee RAM-modules tegelijkertijd met de geheugencontroller communiceren, waardoor de effectieve bandbreedte die beschikbaar is voor de CPU wordt verdubbeld. Dankzij de quad-channel geheugenarchitectuur kunnen vier RAM-modules tegelijkertijd met de geheugencontroller communiceren, waardoor de effectieve bandbreedte die beschikbaar is voor de CPU wordt verviervoudigd.
De organisatie van RAM is ontworpen om de CPU snelle en efficiënte toegang tot gegevens te bieden. Door een hiërarchie van cellen, rijen en kolommen te gebruiken, kan RAM veel sneller worden benaderd dan wanneer het zou zijn georganiseerd als een enkele, grote reeks cellen. |