1. Doel . Het doel van een systeem is het doel of de doelstelling ervan. Het is de reden waarom het systeem bestaat.
2. Ingangen . De input voor een systeem zijn de bronnen die worden gebruikt om het doel van het systeem te bereiken. Deze hulpbronnen kunnen materialen, energie, informatie en menselijke inspanning omvatten.
3. Processen . De processen van een systeem zijn de activiteiten die worden uitgevoerd om de input in output om te zetten. Deze activiteiten kunnen van alles omvatten, van productie tot klantenservice.
4. Uitgangen . De outputs van een systeem zijn de producten of diensten die door het systeem worden geproduceerd. Deze outputs kunnen fysieke producten omvatten, zoals auto's of computers, of immateriële producten, zoals informatie of diensten.
5. Feedback . Feedback is de informatie die wordt gebruikt om de prestaties van een systeem te meten en indien nodig aanpassingen aan te brengen. Feedback kan afkomstig zijn uit verschillende bronnen, waaronder klanten, werknemers en financiële gegevens. |