De vier hoofdcategorieën van informatie die op een computerbus worden vervoerd, zijn:
1. Adres: Specificeert de locatie (geheugenadres, I/O-poortadres) waar gegevens van gelezen of geschreven moeten worden.
2. Gegevens: De daadwerkelijke informatie die wordt overgedragen, zoals instructies, gegevenswaarden of resultaten van berekeningen.
3. Controle: Signalen die de verschillende componenten van het computersysteem beheren en coördineren. Deze signalen regelen zaken als lees-/schrijfbewerkingen, busarbitrage (welk apparaat de bus mag gebruiken) en timing.
4. Vermogen: Hoewel het niet strikt "informatie" is, transporteert de bus vaak voedingssignalen om de benodigde spanning aan aangesloten apparaten te leveren. Dit is essentieel voor de werking ervan en wordt vaak beschouwd als onderdeel van de algehele businfrastructuur. |