Het vermogen van alle merken, modellen en merken computers om met elkaar te communiceren is voornamelijk te danken aan standaardisatie . Deze standaardisatie vindt plaats op verschillende lagen:
* Hardwarestandaarden: Zaken als USB-poorten, Ethernet-poorten en de fysieke verbindingen tussen componenten (zoals SATA voor harde schijven) zijn gestandaardiseerd. Hierdoor kunnen verschillende fabrikanten componenten produceren die compatibel zijn met elkaar.
* Softwarestandaarden: Dit is misschien wel het meest cruciale aspect. Besturingssystemen (zoals Windows, macOS, Linux) en netwerkprotocollen (zoals TCP/IP) zijn grotendeels gestandaardiseerd. Deze standaarden bepalen hoe softwareapplicaties en het onderliggende besturingssysteem met elkaar en met netwerken interacteren. Hierdoor kunnen verschillende softwareapplicaties, ongeacht de fabrikant, potentieel communiceren. Bestandsformaten (zoals .doc, .pdf, .jpg) zijn ook gestandaardiseerd, waardoor gegevensuitwisseling tussen verschillende applicaties en computers mogelijk is.
* Internetprotocollen: Het internet zelf is afhankelijk van gestandaardiseerde protocollen zoals TCP/IP en HTTP. Deze protocollen bepalen hoe gegevens worden verpakt, geadresseerd en verzonden via netwerken, waardoor communicatie tussen computers wordt gegarandeerd, ongeacht hun merk, model of locatie.
Zonder deze standaarden zou elke computerfabrikant zijn eigen unieke hardware en software moeten creëren, wat zou resulteren in een incompatibel ecosysteem waarin verschillende apparaten niet met elkaar zouden kunnen communiceren. De standaarden maken interoperabiliteit mogelijk, dat wil zeggen het vermogen van verschillende systemen om samen te werken. |