Elementen van computer:
1. Hardware:
- Central Processing Unit (CPU):Het ‘brein’ van de computer, verantwoordelijk voor het uitvoeren van instructies en het uitvoeren van berekeningen.
- Random Access Memory (RAM):slaat tijdelijke gegevens en programmacode op die door de CPU worden verwerkt.
- Opslagapparaten:harde schijf (HDD), Solid State Drive (SSD) of andere opslagmedia voor het opslaan van gegevens en programma's.
- Invoerapparaten:toetsenbord, muis, scanner, etc. voor het invoeren van gegevens en instructies in de computer.
- Uitvoerapparaten:monitor, printer, luidsprekers voor het weergeven en produceren van uitvoer.
- Graphics Processing Unit (GPU):speciale processor voor het verwerken van grafische taken op moderne computers.
2. Software:
- Besturingssysteem (OS):Beheert hardwarebronnen en biedt basisdiensten zoals bestandsbeheer en multitasking. Voorbeelden:Windows, macOS, Linux.
- Applicatiesoftware:Programma's die specifieke taken voor gebruikers uitvoeren, zoals webbrowsers, tekstverwerkers, spreadsheets en games.
- Firmware:software op laag niveau die hardwarecomponenten bestuurt en wordt opgeslagen in ROM (Read-Only Memory).
3. Gebruiker:
- De persoon die de computer gebruikt en communiceert met de hardware en software om taken uit te voeren of doelen te bereiken.
- De gebruiker levert invoer via invoerapparaten en ontvangt uitvoer via uitvoerapparaten.
- Gebruikersbehoeften, voorkeuren en vaardigheden beïnvloeden het ontwerp, de bruikbaarheid en de toegankelijkheid van computersystemen. |