Netwerken van vóór 1996, die vooral betrekking hadden op netwerken vóór de wijdverspreide adoptie van internet en technologieën als TCP/IP en het World Wide Web zoals wij die kennen, leden aan een aantal belangrijke nadelen:
1. Beperkte connectiviteit en interoperabiliteit:
* Eigen protocollen: Verschillende netwerken gebruikten enorm verschillende protocollen, waardoor communicatie tussen hen uiterst moeilijk of onmogelijk werd. Een netwerk dat het systeem van de ene leverancier gebruikt, kan niet gemakkelijk gegevens uitwisselen met een netwerk dat dat van een andere leverancier gebruikt. Hierdoor ontstonden er ‘eilanden van automatisering’.
* Lage bandbreedte: De gegevensoverdrachtsnelheden waren extreem traag vergeleken met moderne standaarden, vaak beperkt tot kilobits per seconde (kbps) in plaats van megabits (Mbps) of gigabits (Gbps). Dit beperkte de soorten toepassingen die gebruikt konden worden ernstig.
* Geografische beperkingen: Netwerken waren vaak beperkt tot één gebouw, campus of stad. Langeafstandscommunicatie was duur en technisch uitdagend.
2. Beveiligingsproblemen:
* Gebrek aan robuuste beveiligingsmaatregelen: Beveiligingsprotocollen waren rudimentair of bestonden niet op veel netwerken van vóór 1996. Hierdoor waren ze kwetsbaar voor verschillende aanvallen en ongeautoriseerde toegang. Firewalls en inbraakdetectiesystemen zoals we die nu kennen, waren grotendeels afwezig.
* Beperkte toegangscontrole: Het beheren van gebruikerstoegang en -machtigingen was vaak primitief, wat tot potentiële inbreuken op de beveiliging leidde.
3. Schaalbaarheidsproblemen:
* Moeilijk uit te breiden: Het toevoegen van nieuwe gebruikers of apparaten aan het netwerk kan complex en kostbaar zijn en aanzienlijke wijzigingen in de netwerkinfrastructuur vereisen.
* Gecentraliseerd beheer: Veel netwerken waren afhankelijk van gecentraliseerd beheer, waardoor ze gevoelig waren voor single point of Failure.
4. Kosten en complexiteit:
* Dure hardware en software: De apparatuur die nodig was om een netwerk op te bouwen en te onderhouden was duur en vereiste gespecialiseerde expertise.
* Moeilijk te beheren: Het beheren van een netwerk was een complexe onderneming, waarbij bekwame technici nodig waren om het systeem soepel te laten werken.
5. Beperkte toepassingen:
* Basisfunctionaliteit: Netwerken van vóór 1996 ondersteunden voornamelijk basisfuncties zoals het delen van bestanden en e-mail (vaak binnen een beperkte reikwijdte). Het scala aan beschikbare toepassingen was uiterst beperkt vergeleken met moderne netwerken.
De komst van internet en gestandaardiseerde protocollen zoals TCP/IP halverwege de jaren negentig zorgden voor een revolutie in netwerken, waarbij deze beperkingen grotendeels werden overwonnen. Het mondiale bereik, de interoperabiliteit, de grotere bandbreedte en de verbeterde beveiliging van het internet hebben de manier waarop netwerken worden ontworpen, gebouwd en gebruikt drastisch veranderd. |