De relatie tussen communicatieprotocollen, hardware, het besturingssysteem, software en servers is gelaagd en onderling verbonden en kan het beste worden begrepen als een stapel. Zie het als een gebouw met meerdere verdiepingen, waarbij elke laag afhangt van de lagen eronder:
1. Hardware: Dit is de basis:de fysieke componenten zoals netwerkinterfacekaarten (NIC's), kabels, routers, switches en de CPU, het geheugen en de opslag van de server. Het biedt het ruwe vermogen om elektrische signalen te verzenden en te ontvangen.
2. Communicatieprotocollen: Dit zijn de regels en standaarden die bepalen hoe gegevens via het netwerk worden verzonden en ontvangen. Voorbeelden hiervan zijn TCP/IP (de meest voorkomende internetprotocolsuite), HTTP (voor webverkeer), FTP (voor bestandsoverdracht) en vele andere. De hardware gebruikt deze protocollen om de ruwe elektrische signalen te vertalen naar betekenisvolle datapakketten. Beschouw deze als de taal die tussen verschillende delen van het netwerk wordt gesproken.
3. Besturingssysteem (OS): Het besturingssysteem fungeert als tussenpersoon tussen de hardware en de software. Het beheert de hardwarebronnen, biedt een omgeving waarin software kan worden uitgevoerd en biedt interfaces (API's) waarmee software kan communiceren met de netwerkhardware en -protocollen. Het voert taken uit zoals het beheren van netwerkverbindingen, het routeren van datapakketten en het garanderen van betrouwbare communicatie. Het besturingssysteem is in wezen het beheersysteem van het gebouw.
4. Software/applicaties: Dit is de laag die rechtstreeks met gebruikers communiceert. Voorbeelden hiervan zijn webservers (Apache, Nginx), databaseservers (MySQL, PostgreSQL), e-mailservers en maatwerkapplicaties. Deze programma's gebruiken de API's van het besturingssysteem om toegang te krijgen tot netwerkprotocollen en deze te gebruiken voor communicatie. Zij zijn de huurders van het gebouw en maken gebruik van de diensten ervan.
5. Server: Een server is een computer (hardware) waarop gespecialiseerde software (applicaties) en een besturingssysteem draaien om diensten aan andere computers (clients) te verlenen. Het combineert alle bovenstaande lagen. Het betreft het hele gebouw en zijn functie:het aanbieden van een specifieke dienst aan anderen op het netwerk.
Hoe ze samenwerken:
Een clienttoepassing (bijvoorbeeld een webbrowser) verzendt een verzoek (bijvoorbeeld om een webpagina te bekijken) met behulp van een communicatieprotocol (bijvoorbeeld HTTP). Dit verzoek reist via de hardware (kabels, routers, enz.) door het netwerk, geleid door de protocollen. Het besturingssysteem van de server ontvangt het verzoek, dat vervolgens wordt doorgegeven aan de juiste software (webserver) op de server. De server verwerkt het verzoek en het antwoord gaat via dezelfde lagen in omgekeerde volgorde terug naar de client.
Kortom:hardware levert de fysieke middelen, protocollen dicteren de communicatieregels, het besturingssysteem beheert bronnen en interfaces, software levert de services en de server is de gecombineerde entiteit die deze services via een netwerk levert. Ze zijn allemaal diep van elkaar afhankelijk. |