De drie algemene stappen die nodig zijn voor het installeren van een netwerkkaart en het aansluiten van een pc op een netwerk zijn:
1. Fysieke installatie: Dit omvat het openen van de computerbehuizing, het installeren van de netwerkkaart in een beschikbaar PCI-e-slot (voor interne kaarten) of het aansluiten van een USB-netwerkadapter (voor externe kaarten), het goed vastzetten ervan en het sluiten van de computerbehuizing. Voor draadloze kaarten kan dit extra antenneverbindingen met zich meebrengen.
2. Stuurprogramma-installatie: Zodra de kaart fysiek is geïnstalleerd, moet het besturingssysteem deze herkennen en de juiste stuurprogramma's installeren. Dit gebeurt vaak automatisch, maar het kan zijn dat u stuurprogramma's van de website van de fabrikant moet downloaden en installeren als de automatische detectie mislukt. Deze stap zorgt ervoor dat het besturingssysteem kan communiceren met de netwerkkaart.
3. Netwerkconfiguratie: Nadat de stuurprogramma's zijn geïnstalleerd, moet het netwerk worden geconfigureerd. Dit omvat doorgaans het toewijzen van een IP-adres (statisch of dynamisch via DHCP), het selecteren van een netwerkprotocol (zoals TCP/IP) en mogelijk het opgeven van andere netwerkinstellingen zoals subnetmasker, gateway en DNS-serveradressen. Hierdoor kan de computer communiceren met andere apparaten op het netwerk. |