Het identificeren van de basiscomponenten van een systeem (invoer, verwerking, uitvoer en opslag) vereist een systematische aanpak. Hier is een overzicht van hoe u dit moet doen:
1. Definieer het doel van het systeem:
* Wat doet het systeem? Geef duidelijk aan wat de algemene functie van het systeem is. Bijvoorbeeld:‘het systeem beheert online bestellingen’ of ‘het systeem regelt de temperatuur in een gebouw’. Een duidelijke definitie is cruciaal voor het identificeren van de componenten.
2. Identificeer de invoer:
* Welke gegevens of informatie gaan IN het systeem? Dit is alles wat het systeem ontvangt om zijn functie uit te voeren. Overweeg verschillende vormen van input:
* Gegevens: Cijfers, tekst, afbeeldingen, audio, video.
* Signalen: Elektrische signalen, sensormetingen.
* Evenementen: Gebruikersacties (klikken, toetsaanslagen), externe triggers.
* Bronnen: Grondstoffen in een productiesysteem.
* Voorbeeld: Voor een online bestelsysteem kunnen de gegevens klantgegevens (naam, adres), productselecties, betalingsinformatie en verzendadres zijn.
3. Identificeer de verwerking:
* Welke transformaties of bewerkingen voert het systeem uit op de invoer? Dit is het ‘hart’ van het systeem. Het omvat:
* Berekeningen: Wiskundige bewerkingen.
* Gegevensmanipulatie: Gegevens sorteren, filteren, samenvoegen.
* Logica: Besluitvorming op basis van voorwaarden.
* Controle: Beheer van de gegevensstroom en bewerkingen.
* Voorbeeld: In een online bestelsysteem omvat de verwerking het berekenen van de totale kosten, het verifiëren van de betaling, het controleren van de voorraad en het bijwerken van de bestelstatus.
4. Identificeer de uitvoer:
* Welke informatie of resultaten produceert het systeem? Dit is wat het systeem oplevert als resultaat van de verwerking. Overweeg verschillende vormen:
* Gegevens: Rapporten, samenvattingen, facturen.
* Signalen: Stuursignalen naar machines.
* Acties: Informatie weergeven op een scherm, een document afdrukken.
* Fysieke producten: Gefabriceerde goederen.
* Voorbeeld: Voor een online bestelsysteem kunnen de resultaten bestaan uit orderbevestigingen, verzendmeldingen, facturen en bijgewerkte voorraadniveaus.
5. Identificeer de opslag:
* Waar slaat het systeem gegevens op? Hier bewaart het systeem de informatie die nodig is voor de werking ervan. Opslag kan zijn:
* Databases: Gestructureerde opslag van gegevens.
* Bestanden: Georganiseerde verzamelingen van informatie.
* Geheugen: Tijdelijke opslag (RAM) of permanente opslag (harde schijf, SSD).
* Archieven: Langetermijnopslag van minder vaak gebruikte gegevens.
* Voorbeeld: In een online bestelsysteem kan de opslag bestaan uit databases met klantinformatie, productdetails, bestelgeschiedenis en voorraadniveaus.
Voorbeeld:een eenvoudig koffiezetapparaat
Laten we dit toepassen op een eenvoudig koffiezetapparaat:
* Invoer: Water, koffiebonen, gebruikersselectie (druk op de knop).
* Verwerking: Bonen malen, koffie zetten, water verwarmen.
* Uitvoer: Een kopje koffie.
* Opslag: Geen (dit is een heel eenvoudig systeem). Een complexere machine kan instellingen of gebruiksgegevens opslaan.
Door deze vier aspecten – invoer, verwerking, uitvoer en opslag – systematisch aan te pakken, kunt u elk systeem effectief opsplitsen en de fundamentele componenten ervan begrijpen. Houd er rekening mee dat de complexiteit van elk onderdeel sterk zal variëren, afhankelijk van de complexiteit van het systeem zelf. |