"Programma-uitvoer met invoer" verwijst naar het resultaat dat een computerprogramma produceert op basis van de gegevens die het als invoer ontvangt. Het beschrijft het hele proces:
1. Invoer: Het programma ontvangt gegevens van een externe bron. Dit kan zijn:
* Gebruikersinvoer (ingevoerd door een gebruiker)
* Gegevens uit een bestand
* Gegevens van een sensor
* Gegevens uit een ander programma
* Opdrachtregelargumenten
2. Verwerking: Het programma verwerkt deze invoergegevens vervolgens volgens zijn instructies (code). Dit kunnen berekeningen, vergelijkingen, gegevenstransformaties of andere bewerkingen zijn die in het programma zijn gedefinieerd.
3. Uitvoer: Uiteindelijk levert het programma een resultaat op. Deze uitvoer kan vele vormen aannemen:
* Afgedrukt op de console (scherm)
* Geschreven naar een bestand
* Grafisch weergegeven
* Verzonden naar een ander programma
* Wordt gebruikt om een fysiek apparaat te bedienen
Voorbeeld:
Laten we zeggen dat we een eenvoudig programma hebben dat twee getallen optelt.
* Invoer: De gebruiker voert als invoer "5" en "3" in.
* Verwerking: Het programma voegt 5 en 3 toe.
* Uitvoer: Het programma drukt "8" af op de console.
Daarom is de "programma-uitgang met ingang 5 en 3" "8". De input wordt expliciet vermeld, waarbij de relatie tussen de aangeleverde data en het gegenereerde resultaat zichtbaar wordt. |