PLC's hebben geen invoer- en uitvoerinstructies die zich fysiek bevinden, zoals een component op een printplaat. In plaats daarvan zijn "invoer"- en "uitvoer"-instructies programmeerelementen binnen de programmeersoftware van de PLC. Het zijn instructies die de PLC vertellen de status van een fysieke ingang (zoals een sensor) te lezen of een fysieke uitgang (zoals een motor) te besturen.
Hier is een overzicht:
* Invoerinstructies: Deze instructies worden in het PLC-programma gebruikt om de status van invoerapparaten uit te lezen. Ze bevinden zich *logisch* in het programma van de PLC en hebben toegang tot de gegevens van de invoermodules. Er is niet één fysieke locatie. De programmeur definieert waar deze instructies zich bevinden binnen hun ladderlogica, gestructureerde tekst of andere PLC-programmeertaal.
* Uitvoerinstructies: Deze instructies stellen de status van uitvoerapparaten in. Ze maken net als invoerinstructies deel uit van het PLC-programma en zijn logisch gekoppeld aan uitvoermodules. Het programma specificeert welke uitgangsmodule en welk bit/woord binnen die module moet worden bestuurd.
De fysieke verbinding:
De fysieke verbinding met de in- en uitgangen gebeurt via:
* Invoermodules: Dit zijn fysieke componenten binnen de PLC die signalen ontvangen van sensoren, schakelaars en andere invoerapparaten.
* Uitvoermodules: Deze fysieke componenten sturen signalen naar actuatoren, lampen, motoren en andere uitvoerapparaten.
De processor van de PLC gebruikt zijn interne geheugen om deze invoer- en uitvoermodules toe te wijzen aan adressen binnen het programma. De invoer- en uitvoerinstructies in het PLC-programma gebruiken deze adressen voor interactie met de fysieke wereld.
Kortom:de instructies zitten in het programma van de PLC, terwijl de fysieke verbinding met de buitenwereld via de in- en uitgangsmodules loopt. |