Vliegtuigen gebruiken verschillende invoerapparaten, maar enkele van de meest voorkomende zijn:
Vluchtbesturingselementen:
* juk of stok: Gebruikt om de toonhoogte van het vliegtuig (op en neer) te regelen en te rollen (links en rechts).
* roerpedalen: Gebruikt om de gier van het vliegtuig te regelen (linker en rechter beweging van de neus).
* gashendel: Bestuurt het vermogen van de motor.
* flappen: Gebruikt om de lift te verhogen en de landingssnelheid te verminderen.
* spoilers: Gebruikt om de lift te verminderen en de weerstand te vergroten.
Navigatie- en communicatieapparaten:
* Flight Management System (FMS): Een computer waarmee piloten vluchtplannen, hoogten en andere informatie kunnen invoeren. Het biedt ook navigatierichtlijnen en andere informatie.
* radio: Gebruikt voor communicatie met luchtverkeersleiding en andere vliegtuigen.
* transponder: Gebruikt om te reageren op radarsignalen en het vliegtuig te identificeren.
* Automatische afhankelijke bewakingsuitzending (ADS-B): Een systeem waarmee vliegtuigen hun positie en andere informatie kunnen uitzenden naar andere vliegtuigen en grondstations.
Andere invoerapparaten:
* Autopilot: Een systeem dat automatisch de hoogte, kop en snelheid van het vliegtuig kan regelen.
* Ground Proximity Warning System (GPWS): Een systeem dat piloten van potentiële grondbotsingen waarschuwt.
* Electronic Flight Instrument System (EFI's): Een systeem dat vlieginformatie op een digitaal scherm weergeeft.
* head-up display (HUD): Een display dat vlieginformatie projecteert op de voorruit van de piloot.
De specifieke invoerapparaten die in een vliegtuig worden gebruikt, variëren afhankelijk van het type vliegtuig en het beoogde gebruik ervan. Dit zijn echter enkele van de meest voorkomende invoerapparaten die in moderne vliegtuigen worden gebruikt. |