Een switch werkt door te leren welke MAC-adressen (media access control) zich op welke poorten bevinden. MAC-adressen zijn unieke identificatiegegevens die aan netwerkapparaten worden toegewezen en worden gebruikt om verkeer te routeren. Wanneer een switch een berichtenframe ontvangt, kijkt deze naar het MAC-adres van de bestemming in het frame. Als de switch weet op welke poort het MAC-adres van de bestemming staat, stuurt hij het frame door naar die poort. Als de switch niet weet op welke poort het MAC-adres van bestemming zich bevindt, zendt hij het frame uit naar alle poorten behalve de poort waarop het is ontvangen.
Switches leren doorgaans MAC-adressen door het verkeer op het netwerk te bespioneren. Wanneer een switch een frame ziet, voegt hij het bron-MAC-adres toe aan de MAC-adrestabel, samen met de poort waarop het frame is ontvangen. De switch houdt deze MAC-adrestabel bij en werkt deze indien nodig bij.
Het doorschakelproces bij een switch omvat de volgende stappen:
- Eerst ontvangt de switch het frame op een van zijn poorten.
- Het leest het MAC-adres van de bestemming uit de frameheader.
- Afhankelijk van welke poort het bijbehorende schakelweefsel heeft, wordt het frame eroverheen verzonden.
Als het bestemmings-MAC-adres in de tabel aanwezig is, wordt het inkomende frame rechtstreeks naar de bijbehorende poort verzonden, zonder dat er sprake is van flooding.
Switches kunnen ook worden geconfigureerd om verkeer door te sturen op basis van andere criteria, zoals IP-adressen of VLAN's (virtuele LAN's).
Door te leren welke MAC-adressen zich op welke poorten bevinden, kunnen switches berichtenframes efficiënt doorsturen en de hoeveelheid netwerkverkeer verminderen. |