Tekstuele hulpmiddelen en grafische organisatoren zijn hulpmiddelen die worden gebruikt om lezers te helpen de in tekst gepresenteerde informatie te begrijpen en te onthouden. Ze verbeteren het begrip en bieden visuele representaties van complexe ideeën. Ze kunnen zowel voor lezen als schrijven worden gebruikt.
Hier is een overzicht van beide:
Tekstuele hulpmiddelen: Dit zijn kenmerken *in* een tekst die zijn ontworpen om de lezer te helpen de informatie te begrijpen. Voorbeelden zijn onder meer:
* Koppen en subkoppen: Organiseer informatie in secties en subsecties, waardoor het gemakkelijker wordt om specifieke informatie te scannen en te lokaliseren.
* Vetgedrukt, cursief en onderstreept: Markeer belangrijke termen, definities of belangrijke concepten.
* Genummerde lijsten of lijsten met opsommingstekens: Presenteer informatie op een duidelijke, beknopte en georganiseerde manier.
* Zijbalken: Geef aanvullende informatie of achtergrondinformatie over de hoofdtekst.
* Onderschriften: Leg de inhoud van illustraties, diagrammen en grafieken uit.
* Voetnoten en eindnoten: Bied verdere uitleg, citaten of aanvullende details aan.
* Verklarende woordenlijst: Geeft definities van de belangrijkste termen die in de tekst worden gebruikt.
* Index: Hiermee kunnen lezers snel specifieke informatie in de tekst vinden.
* Inhoudsopgave: Geeft een overzicht van de organisatie en structuur van de tekst.
* Illustraties, grafieken, grafieken, kaarten, foto's: Visuele representaties van gegevens of concepten.
Grafische organisatoren: Dit zijn visuele hulpmiddelen *die afzonderlijk van de tekst zijn gemaakt* om informatie te helpen ordenen en begrijpen. Ze worden vaak gebruikt om te brainstormen, plannen te schrijven, samen te vatten en te studeren. Voorbeelden zijn onder meer:
* Mindmaps: Vertakkingsdiagrammen die ideeën en hun verbindingen visueel weergeven.
* Conceptkaarten: Toon relaties tussen concepten met behulp van woorden en zinsdelen in kaders en verbindingslijnen.
* Venn-diagrammen: Vergelijk en contrasteer twee of meer dingen door hun overeenkomsten en verschillen te laten zien.
* Stroomdiagrammen: Illustreer een reeks gebeurtenissen of stappen in een proces.
* Tijdlijn: Toont gebeurtenissen in chronologische volgorde.
* KWL-grafieken (weten, willen weten, geleerd): Helpt lezers bij het volgen van hun begrip van een onderwerp vóór, tijdens en na het lezen.
* Verhaalkaarten: Geef een overzicht van de belangrijkste elementen van een verhaal, zoals personages, setting, plot en thema.
* T-grafieken (of notities met twee kolommen): Organiseer informatie in twee categorieën, zoals voor- en nadelen, feiten en meningen, of oorzaak en gevolg.
* Visgraatdiagrammen (Ishikawa-diagrammen): Wordt gebruikt om de oorzaak en het gevolg van een probleem of gebeurtenis te identificeren.
Zowel tekstuele hulpmiddelen als grafische organisatoren dienen hetzelfde fundamentele doel:het verbeteren van het begrip en het vasthouden van informatie. Het zijn waardevolle hulpmiddelen voor zowel studenten als professionals. |