Een CPU zelf heeft geen eigen geheugen. Het geheugen dat rechtstreeks met de CPU werkt, wordt cache genoemd .
Hier is een uitsplitsing:
* CPU: De centrale verwerkingseenheid, de "hersenen" van uw computer, verantwoordelijk voor het uitvoeren van instructies.
* Cache: Een klein, zeer snel type geheugen dat de CPU gebruikt om vaak toegewijde gegevens en instructies tijdelijk op te slaan. Hierdoor kan de CPU veel sneller toegang krijgen tot gegevens dan naar het hoofdgeheugen (RAM) gaan.
Hoewel cache vaak wordt aangeduid als "CPU -geheugen", is het belangrijk om het te onderscheiden van:
* ram (willekeurig toegangsgeheugen): Het primaire geheugen waarbij het besturingssysteem, de toepassingen en gegevens worden opgeslagen. Het is langzamer dan cache, maar heeft veel hogere capaciteit.
* opslag: Harde schijven, SSD's, etc., slaan gegevens volhardend op, zelfs wanneer de computer is uitgeschakeld.
Dus, hoewel de CPU geen "geheugen" heeft in de traditionele zin, gebruikt het cache voor extreem snelle toegang tot vaak gebruikte gegevens. |