ALU (rekenkundige en logische eenheid)
- Voert rekenkundige (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen) en logische bewerkingen (AND, OR, NOT, enz.) uit op gegevens.
CU (besturingseenheid)
- Controleert de gegevensstroom tussen de verschillende componenten van de microprocessor.
- Interpreteert en voert instructies uit.
Geheugen
- Slaat gegevens en programma-instructies op.
- Kan intern zijn (op dezelfde chip als de CPU) of extern (op een aparte chip).
Invoer/uitvoer (I/O)-poorten
- Laat de microprocessor communiceren met externe apparaten zoals toetsenborden, printers en opslagapparaten.
Systeembus
- Biedt een pad voor gegevensuitwisseling tussen de verschillende componenten van de microprocessor. |