Schermen werken door het gedrag van licht te manipuleren.
Elk scherm bestaat uit een matrix van kleine puntjes die pixels worden genoemd. Elke pixel is een kleine lichtbron die individueel kan worden aangestuurd om verschillende kleuren en afbeeldingen te produceren. De kleur van elke pixel wordt bepaald door de hoeveelheid rood, groen en blauw licht die erdoor wordt uitgezonden.
Wanneer een afbeelding op een scherm wordt weergegeven, berekent de computer de kleur van elke pixel en stuurt vervolgens een signaal naar het scherm om te vertellen dat de juiste pixels moeten worden ingeschakeld. Het scherm schakelt vervolgens de pixels in en de afbeelding wordt weergegeven.
Er zijn twee hoofdtypen schermen:CRT-schermen (kathodestraalbuis) en LCD-schermen (liquid crystal display).
CRT-schermen werk door een elektronenbundel op een glazen scherm te schieten dat bedekt is met een fosfor. De fosfor gloeit wanneer deze wordt geraakt door de elektronenbundel, en de kleur van de gloed hangt af van de intensiteit van de elektronenbundel.
LCD-schermen werk met behulp van vloeibaar kristalmateriaal dat kan worden uitgelijnd om licht toe te staan of te blokkeren. Wanneer een elektrische stroom wordt toegepast op het vloeibare kristalmateriaal, lijnt het zichzelf uit zodat er licht doorheen kan gaan, en de pixel ziet er helder uit. Wanneer er geen elektrische stroom wordt toegepast, lijnt het vloeibare kristalmateriaal zichzelf uit om licht te blokkeren, en lijkt de pixel donker.
Schermen zijn een belangrijk onderdeel van het moderne leven. Ze worden gebruikt in televisies, computers, smartphones en vele andere apparaten. |