Wanneer u een bestand of map van de ene schijf naar de andere sleept, voert u een verplaatsing uit bewerking, geen kopie. Dit betekent dat het originele bestand of de originele map van de oorspronkelijke locatie wordt verwijderd en op de nieuwe locatie wordt geplaatst.
Er zijn echter een paar nuances:
* Succes: Als de bewerking succesvol is voltooid, wordt het bestand of de map eenvoudigweg verplaatst. Het bevindt zich nu op de doelschijf en bestaat niet langer op de bronschijf.
* Mislukt: Als er een probleem is (bijvoorbeeld onvoldoende ruimte op de doelschijf, problemen met de machtigingen, een schijffout), mislukt de verplaatsing. Het bestand of de map blijft op de oorspronkelijke locatie. Het besturingssysteem geeft doorgaans een foutmelding waarin de reden voor de fout wordt uitgelegd.
* Kopiëren in plaats van verplaatsen: Bij de meeste besturingssystemen kunt u het gedrag van slepen en neerzetten wijzigen. Mogelijk kunt u tijdens het slepen een wijzigingstoets (zoals Ctrl of Cmd) ingedrukt houden om een *kopie* in plaats van een verplaatsing te forceren. Hierdoor wordt een duplicaat op de doelschijf gemaakt, terwijl het originele bestand of de oorspronkelijke map op de bronschijf onaangeroerd blijft. De specifieke sleutel is afhankelijk van uw besturingssysteem (Windows, macOS, Linux, etc.).
Kortom, het standaardgedrag is het *verplaatsen* van het bestand of de map, maar u hebt vaak de mogelijkheid om dit te veranderen in een *kopie* met behulp van een sneltoets. |