Het maken van een map vereist geen aanzienlijk geheugengebruik. Wanneer in een modern besturingssysteem een map wordt gemaakt, wordt aan het bestandssysteem een specifieke gegevensstructuur toegevoegd, een zogenaamde directory-invoer, die metagegevens over de map bevat, waaronder de naam, de datum waarop deze is gemaakt, de bijbehorende machtigingen en een verwijzing naar de bovenliggende map. Deze datastructuur neemt doorgaans enkele bytes ruimte in beslag. De werkelijke grootte van de map op de schijf hangt af van de bestanden die erin zijn geplaatst, en niet van het aanmaken van de map zelf. |