Het BIOS (Basic Input/Output System) maakt verbinding met verschillende hardwarecomponenten binnen een computer. De primaire verbindingen zijn:
* CPU (centrale verwerkingseenheid): Het BIOS werkt rechtstreeks samen met de CPU om deze te initialiseren en het opstartproces te starten.
* RAM (Random Access Memory): Het BIOS laadt zichzelf in het RAM tijdens het opstartproces. Vervolgens gebruikt het RAM als werkruimte voor initialisatietaken.
* CMOS (complementaire metaaloxide-halfgeleider): Dit is een kleine geheugenchip die de BIOS-instellingen opslaat (zoals opstartvolgorde en systeemtijd). Het BIOS leest en schrijft naar de CMOS.
* Opslagapparaten (harde schijf, SSD, enz.): Het BIOS werkt samen met deze apparaten om de opstartlader van het besturingssysteem te lokaliseren en te laden.
* Randapparaten: Hoewel minder direct, helpt het BIOS de initiële communicatie tot stand te brengen met sommige randapparaten (zoals toetsenbord en muis) om gebruikersinteractie mogelijk te maken tijdens het opstartproces (bijvoorbeeld het openen van de BIOS-instellingen). De volledige functionaliteit van randapparatuur wordt echter afgehandeld door stuurprogramma's die door het besturingssysteem worden geladen nadat het BIOS zijn werk heeft voltooid.
* Systeem onderbreekt: Het BIOS verwerkt interrupts van verschillende hardwarecomponenten en signaleert gebeurtenissen die de aandacht van de CPU nodig hebben.
In wezen fungeert het BIOS als een brug tussen de hardware van de computer en het besturingssysteem, en zorgt ervoor dat de hardware gereed is voordat het besturingssysteem het kan overnemen. |