Het gebruik van een constant foutenpercentage in een softwarebetrouwbaarheidsmodel, terwijl het de wiskunde vereenvoudigt, introduceert fouten omdat het de realiteit van softwareontwikkeling en -testen niet weerspiegelt. Dit is waarom:
* Foutdetectie is niet constant: In het begin van de softwareontwikkelingslevenscyclus (SDLC) worden veel gemakkelijk detecteerbare fouten gevonden. Naarmate het testen vordert, zijn de resterende fouten vaak subtieler en moeilijker te vinden, wat in de loop van de tijd tot een afnemend aantal foutendetectie leidt. Een model met een constant foutenpercentage slaagt er niet in dit afnemende percentage vast te leggen.
* Intensiteitsveranderingen testen: De intensiteit van het testen is meestal niet uniform gedurende de SDLC. Er kunnen perioden van intensieve tests zijn, gevolgd door perioden van minder intensieve tests. Deze fluctuatie in de testinspanning heeft invloed op het foutdetectiepercentage, dat een model met een constant foutenpercentage negeert.
* Oplossingen introduceren nieuwe fouten: Het oplossen van één bug kan soms nieuwe bugs introduceren (een fenomeen dat bekend staat als de "debugging-paradox"). Een model met een constant foutenpercentage houdt geen rekening met deze mogelijkheid, waardoor het totale aantal fouten mogelijk wordt onderschat.
* Software-evolutie en veranderingen: Software is zelden statisch. Het toevoegen van nieuwe functies of het aanbrengen van belangrijke wijzigingen na de eerste release introduceert nieuwe potentiële fouten. Een model met een constant foutenpercentage, vooral voor software met een lange levensduur, wordt steeds onnauwkeuriger.
* Verschillende fouttypen hebben verschillende detectiepercentages: Sommige fouten zijn gemakkelijker te vinden dan andere. Een constant foutenpercentage gaat ervan uit dat alle fouten even detecteerbaar zijn, wat niet waar is. Sommige zijn mogelijk diep verankerd in de codebase en zullen hoogstwaarschijnlijk niet worden ontdekt tijdens standaardtests.
In wezen is het aannemen van een constant foutenpercentage een aanzienlijke vereenvoudiging die nauwkeurigheid opoffert voor wiskundig gemak. Meer geavanceerde betrouwbaarheidsmodellen, zoals het Musa-model of het Goel-Okumoto-model, pakken een aantal van deze beperkingen aan door factoren op te nemen zoals afnemende foutdetectiepercentages en variërende testintensiteiten om een meer realistische weergave van de betrouwbaarheid van software te bieden. |