1. Overeenkomst tussen onderwerp en werkwoord:
- Zorg ervoor dat het onderwerp en het werkwoord in een zin overeenkomen in aantal (enkelvoud of meervoud).
2. Voornaamwoord-antecedentovereenkomst:
- Voornaamwoorden moeten overeenkomen met hun antecedenten (de woorden waarnaar ze verwijzen) in termen van persoon (eerste, tweede of derde) en getal
3. Verkeerd geplaatste modificatoren:** Onjuiste plaatsing van modificatoren kan de betekenis van de zin veranderen
4. Bungelende modifiers:
- Modificatoren (zinnen of clausules) moeten duidelijk verwijzen naar een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord in de zin
5. Kommasplitsingen en samengevoegde zinnen:
- Gebruik komma's om volledige gedachten te scheiden, samengevoegd door coördinerende voegwoorden (en, maar)
* Gebruik puntkomma's of andere geschikte interpunctie om nauw verwante, onafhankelijke clausules die niet door een voegwoord zijn verbonden, van elkaar te scheiden
6. Onjuiste parallelle structuur: Parallelle elementen
- (woorden, zinsdelen of clausules) - in een reeks of vergelijking moeten een consistente grammaticale structuur hebben
**7. Misbruik van apostrofs
- Apostrofs duiden op het bezit of weglaten van letters, maar niet op meervouden van woorden
8. Verwarrende woorden zoals to, too en two; daar zijn ze en hun; jouw en jij bent etc.**
9. Onjuiste werkwoordstijden. Zorg ervoor dat werkwoordstijden overeenkomen met de tijdlijn en context van de zin en zin
**10. Gebrek aan duidelijkheid/woordelijkheid
- Streef naar beknopte zinnen, vermijd onnodige en repetitieve formuleringen die effectieve communicatie belemmeren |