| Pioniers gebruikten, afhankelijk van de tijdsperiode en locatie, een verscheidenheid aan materialen voor ramen, waarvan geen enkele in de moderne zin als "ramen" zou worden beschouwd. Ze hadden in veel gevallen geen glas direct beschikbaar. Veel voorkomende materialen omvatten:
* Dierlijke blazen of darmen: Deze werden dun uitgerekt en soms geolied om een doorschijnende bekleding te creëren. Ze zouden niet erg duurzaam of effectief zijn in het buitenhouden van weersinvloeden.
* Tafeldoek of geoliede stof: Net als bij blazen zorgde dit voor enige lichttransmissie, maar beperkte bescherming tegen de elementen.
* Hoorns: Dun gesneden en in elkaar gepast, zouden hoorns kunnen fungeren als een ruw, semi-transparant venster.
* Houten luiken of panelen: Deze boden privacy en enige bescherming tegen het weer, maar boden weinig lichttransmissie.
* Vislijm (mica): Vislijm, een natuurlijk voorkomend mineraal, werd soms gebruikt waar beschikbaar, hoewel het relatief zeldzaam en duur was. Het bood een betere transparantie dan dierlijke producten of hout.
De beschikbaarheid van materialen bepaalde grotendeels wat pioniers voor hun ramen gebruikten. Glas was in veel pioniersnederzettingen een luxeartikel. |