Zo maakt u een Wi-Fi-hotspot op uw Windows-pc:
1. Open de app Instellingen.
_U kunt dit doen door op de Windows-toets te drukken + Ik of door op de Startknop te klikken en selecteer vervolgens Instellingen _.
2. Klik op de categorie 'Netwerk en internet'.
3. Klik op het tabblad 'Mobiele hotspot'.
4. Zet de tuimelschakelaar 'Mobiele hotspot' aan.
5. Voer in het veld 'Netwerknaam' een naam in voor uw wifi-hotspot.
_Dit is de naam die aan andere apparaten wordt weergegeven wanneer ze naar beschikbare Wi-Fi-netwerken zoeken_.
6. Voer in het veld 'Netwerkwachtwoord' een wachtwoord in voor uw wifi-hotspot.
_Dit is het wachtwoord dat andere apparaten moeten invoeren om verbinding te maken met uw hotspot_.
7. Selecteer in het veld 'Netwerkband' de band '2,4 GHz' of '5 GHz'.
_De 2,4 GHz-band heeft een groter bereik, maar is gevoeliger voor interferentie. De 5GHz-band heeft een korter bereik, maar is minder storingsgevoelig.
8. Klik op de knop 'Bewerken' onder het gedeelte 'Geavanceerde opties'.
9. In het dialoogvenster 'Geavanceerde instellingen' kunt u de volgende instellingen wijzigen:
- _Netwerknaam (SSID) _:De naam van uw Wi-Fi-hotspot.
- _Netwerkwachtwoord :het wachtwoord voor uw Wi-Fi-hotspot.
- _Netwerkband :De frequentieband die uw hotspot zal gebruiken.
- _Maximum aantal verbindingen :het maximale aantal apparaten dat tegelijkertijd verbinding kan maken met uw hotspot.
- _Toestaan dat andere apparaten dit netwerk vinden :of andere apparaten uw hotspot wel of niet kunnen zien wanneer ze naar beschikbare Wi-Fi-netwerken zoeken_.
- _Datalimiet instellen :U kunt een datalimiet instellen voor uw hotspot, zodat deze automatisch wordt uitgeschakeld wanneer deze een bepaalde hoeveelheid datagebruik bereikt_.
10. Klik op de knop "OK" om uw wijzigingen op te slaan.
Uw Wi-Fi-hotspot is nu actief. Andere apparaten kunnen verbinding maken met uw hotspot door deze te selecteren in de lijst met beschikbare Wi-Fi-netwerken en het wachtwoord in te voeren dat u hebt opgegeven. |