| De meest gebruikelijke en betrouwbare manier om de locatie van een uitvoerbaar bestand in Linux te vinden, is het gebruik van het commando 'welke'.
Om bijvoorbeeld de locatie van het `ls`-commando te vinden, gebruikt u:
``` bash
welke ls
```
Hierdoor wordt het volledige pad naar het uitvoerbare bestand weergegeven, zoals `/bin/ls`. Als de opdracht niet in uw PATH wordt gevonden, retourneert deze niets.
Als alternatief, als u de naam van het uitvoerbare bestand kent, maar niet zeker weet of het in uw PATH staat, kunt u `find` gebruiken:
``` bash
zoek / -naam ls 2>/dev/null
```
Dit doorzoekt het gehele bestandssysteem (`/`) naar een bestand met de naam `ls`. `2>/dev/null` leidt foutmeldingen (zoals "toestemming geweigerd") om naar `/dev/null`, waardoor wordt voorkomen dat ze uw uitvoer onoverzichtelijk maken. Dit is echter aanzienlijk langzamer en minder efficiënt dan 'welke' en mag alleen worden gebruikt als 'welke' faalt. Houd er rekening mee dat het doorzoeken van het gehele bestandssysteem erg lang kan duren. U kunt de zoekopdracht beperken tot specifieke mappen als u een idee heeft waar het uitvoerbare bestand zich zou kunnen bevinden (bijvoorbeeld `/usr/bin`, `/usr/local/bin`).
Voor complexere scenario's of als je meer informatie nodig hebt, kan 'whereis' nuttig zijn, maar het is minder betrouwbaar dan 'welke' omdat het afhankelijk is van systeemindexering. |