| ROM staat voor Read-Only Memory . Het is een soort niet-vluchtig geheugen, wat betekent dat het de inhoud behoudt, zelfs als de stroom wordt uitgeschakeld. Gegevens worden tijdens het productieproces permanent in het ROM opgeslagen en kunnen alleen worden gelezen en niet ernaar worden geschreven (of in ieder geval niet gemakkelijk of gebruikelijk).
Voorbeelden van ROM-gebruik:
* Firmware: De basissoftware-instructies die nodig zijn om een computer of ander apparaat op te starten. Dit omvat het BIOS (Basic Input/Output System) op een computer of het opstart-ROM op andere apparaten. Deze programma's besturen zeer basisfuncties zoals het initialiseren van hardware en het laden van het besturingssysteem.
* Apparaatstuurprogramma's: Sommige zeer eenvoudige apparaatstuurprogramma's kunnen in het ROM zijn opgeslagen, vooral in ingebedde systemen.
* Spelcartridges (retro-gaming): Klassieke videogamecartridges bewaarden het programma en de gegevens van het spel in ROM-chips.
* Ingebedde systemen: ROM wordt vaak gebruikt in ingebedde systemen (zoals die in apparaten of auto's) om besturingsprogramma's op te slaan die niet hoeven te worden gewijzigd.
* BIOS/UEFI: Zoals hierboven vermeld, wordt de fundamentele systeemsoftware die verantwoordelijk is voor het opstarten van het besturingssysteem van uw computer opgeslagen in ROM.
Het belangrijkste verschil tussen ROM en RAM (Random Access Memory) is dat RAM vluchtig is (de gegevens verliest wanneer de stroom wordt uitgeschakeld) en wordt gebruikt voor tijdelijke opslag en verwerking, terwijl ROM niet-vluchtig is en permanente instructies en gegevens bevat. |