| In Unix-achtige systemen zijn jokertekens (ook wel globbing-tekens genoemd) speciale tekens die overeenkomen met meerdere bestandsnamen of tekenreeksen. De meest voorkomende zijn:
* `*` (sterretje): Komt overeen met nul of meer tekens. Bijvoorbeeld:
* `*.txt` komt overeen met alle bestanden die eindigen op `.txt`.
* `*` komt overeen met alle bestanden en mappen in de huidige map.
* `mijn*bestand*` komt overeen met `mijnbestand`, `mijnlangebestandsnaam`, `mijn_bestand_1`, enz.
* `?` (vraagteken): Komt overeen met precies één karakter. Bijvoorbeeld:
* `?.txt` matcht bestanden met één enkel teken vóór `.txt` (bijvoorbeeld `a.txt`, `1.txt`).
* `mijn??.txt` komt overeen met bestanden met de naam `mijnAB.txt`, `mijn12.txt`, etc. (precies twee tekens tussen `mijn` en `.txt`).
* `[]` (tussen haakjes): Komt overeen met één teken binnen de opgegeven set. Bijvoorbeeld:
* `[abc].txt` komt overeen met `a.txt`, `b.txt` of `c.txt`.
* `[0-9].txt` komt overeen met elk bestand met een enkel cijfer gevolgd door `.txt`.
* `[a-zA-Z]*.txt` komt overeen met elk bestand dat begint met een letter (hoofdletter of kleine letter), gevolgd door nul of meer tekens en eindigt met `.txt`.
* `[!abc].txt` komt overeen met elk bestand dat NIET begint met 'a', 'b' of 'c', gevolgd door '.txt'. De `!` ontkent de set.
Deze jokertekens worden voornamelijk gebruikt in opdrachtregelinterfaces (zoals bash, zsh, enz.) bij het werken met bestanden en mappen. Het zijn *geen* reguliere expressies; ze zijn een eenvoudiger, beperkter mechanisme voor het matchen van patronen. Hoewel ze krachtig zijn voor het matchen van bestandsnamen, bieden reguliere expressies een veel grotere flexibiliteit voor het matchen van complexe patronen. |