Het `is`-commando in Linux wordt gebruikt voor het vergelijken van bestanden. Het is vergelijkbaar met het commando `cmp`, maar heeft een paar extra functies.
Het commando `is` controleert of twee bestanden identiek zijn. Dit gebeurt door de inhoud van de bestanden byte voor byte te vergelijken. Als de bestanden verschillend zijn, zal het commando `is` een foutmelding weergeven.
Het commando `is` kan ook worden gebruikt om bestanden met een map te vergelijken. In dit geval zal het commando `is` een lijst afdrukken van de bestanden in de map die identiek zijn aan het opgegeven bestand.
Het commando `is` kan worden gebruikt om bestanden van elk type te vergelijken. Het wordt echter het meest gebruikt om tekstbestanden te vergelijken.
Om de opdracht `is` te gebruiken, typt u eenvoudigweg het volgende op de opdrachtprompt:
```
is bestand1 bestand2
```
Waarbij 'bestand1' en 'bestand2' de namen zijn van de bestanden die u wilt vergelijken.
Als de bestanden identiek zijn, zal het commando `is` de volgende uitvoer retourneren:
```
De bestanden zijn identiek.
```
Als de bestanden verschillend zijn, zal het commando `is` de volgende uitvoer retourneren:
```
De bestanden zijn verschillend.
```
Het commando `is` is een krachtig hulpmiddel voor het vergelijken van bestanden. Hiermee kunt u snel en eenvoudig controleren of twee bestanden identiek zijn. |