Shell-export commando dat wordt gebruikt om een omgevingsvariabele in of uit te schakelen.
Bij gebruik zonder argumenten wordt een lijst met geëxporteerde variabelen afgedrukt.
Syntaxis:
```
exportnaam[=waarde]
```
Hier,
- naam:de naam van de omgevingsvariabele die moet worden gemaakt.
- waarde:de waarde die aan de variabele wordt toegewezen. Als dit niet wordt opgegeven, wordt standaard een lege tekenreeks gebruikt.
Voorbeeld :
```
exportnaam=waarde
```
Hierdoor wordt een nieuwe omgevingsvariabele gemaakt met de naam naam met een waardewaarde.
```
exporteren
```
Hierdoor wordt een lijst met alle geëxporteerde omgevingsvariabelen afgedrukt. |