| MS-DOS (Disk Operating System) verschilt op een aantal belangrijke punten aanzienlijk van moderne besturingssystemen zoals Windows, macOS of Linux:
1. Opdrachtregelinterface (CLI): DOS is in de eerste plaats een besturingssysteem met een opdrachtregelinterface. Gebruikers communiceren ermee door opdrachten rechtstreeks in een prompt te typen. Moderne besturingssystemen zijn doorgaans voorzien van een grafische gebruikersinterface (GUI), waardoor gebruikers kunnen communiceren met pictogrammen, vensters en menu's met een muis of een ander aanwijsapparaat. Hoewel moderne besturingssystemen nog steeds opdrachtregelinterfaces hebben (zoals PowerShell of Bash), zijn deze niet de primaire interactiemethode.
2. Single-tasking/beperkte multitasking: DOS is in wezen een systeem met één taak (vroege versies). Terwijl latere versies rudimentaire multitaskingmogelijkheden boden via programma's als TSR's (Terminate and Stay Resident-programma's), kon het niet meerdere applicaties efficiënt of gelijktijdig verwerken op dezelfde manier als moderne besturingssystemen dat doen met preventieve multitasking. Moderne besturingssystemen kunnen talloze programma's tegelijkertijd uitvoeren en naadloos tussen deze programma's schakelen.
3. Geheugenbeheer: DOS heeft zeer beperkte mogelijkheden voor geheugenbeheer in vergelijking met moderne besturingssystemen. Het worstelt met grotere hoeveelheden RAM en maakt geen gebruik van geavanceerde geheugenbeschermingsmechanismen. Moderne besturingssystemen maken gebruik van virtueel geheugen, waardoor programma's toegang krijgen tot meer geheugen dan fysiek beschikbaar is, en er worden technieken gebruikt om te voorkomen dat één programma het hele systeem laat crashen.
4. Bestandssysteem: DOS gebruikt relatief eenvoudige bestandssystemen (zoals FAT12, FAT16) vergeleken met de robuustere en geavanceerdere bestandssystemen die door moderne besturingssystemen worden gebruikt (NTFS, ext4, APFS). Deze nieuwere systemen bieden betere functies zoals journaling (voor gegevensherstel), toegangscontrolelijsten (voor beveiliging) en ondersteuning voor veel grotere opslagapparaten.
5. Apparaatstuurprogramma's: Het beheer van de apparaatstuurprogramma's van DOS was relatief simplistisch. Moderne besturingssystemen hebben veel geavanceerdere drivermodellen, waardoor plug-and-play-functionaliteit en een beter beheer van diverse hardwarecomponenten mogelijk zijn.
6. Netwerken: De netwerkmogelijkheden van DOS waren beperkt in de eerste iteraties. Moderne besturingssystemen bevatten uitgebreide netwerkprotocollen en -mogelijkheden, waardoor een naadloze verbinding met internet en lokale netwerken mogelijk is.
7. Beveiliging: DOS miste veel van de beveiligingsfuncties die gebruikelijk zijn in moderne besturingssystemen. Het ontbrak aan gebruikersaccounts, robuuste toegangscontrole en bescherming tegen malware op dezelfde manier als moderne systemen dat doen.
In wezen was DOS een fundamenteel besturingssysteem dat de weg vrijmaakte voor meer geavanceerde systemen. De beperkingen op het gebied van multitasking, geheugenbeheer, beveiliging en gebruikersinterface maken het echter drastisch anders dan de moderne besturingssystemen die we tegenwoordig gebruiken. Het is een belangrijke historische mijlpaal, maar niet geschikt voor moderne computerbehoeften. |