| Een gedetailleerde reeks instructies die aan een computer wordt gegeven, wordt een programma genoemd of software . Deze instructies zijn geschreven in een programmeertaal die de computer kan begrijpen en uitvoeren. De instructies worden doorgaans opgesplitst in kleinere, beheersbare eenheden, genaamd:
* Uitspraken: Individuele opdrachten of instructies. Bijvoorbeeld:"voeg 2 en 3 toe", "druk de waarde van x af" of "open een bestand".
* Functies/Procedures/Subroutines: Codeblokken die een specifieke taak uitvoeren en binnen een programma meerdere keren kunnen worden aangeroepen. Dit bevordert de herbruikbaarheid en organisatie van code.
* Gegevensstructuren: Manieren om gegevens binnen het programma te ordenen en op te slaan, zoals arrays, lijsten, bomen of databases.
* Algoritmen: Stapsgewijze procedures of formules voor het oplossen van een specifiek probleem. Het programma implementeert deze algoritmen via zijn instructies.
De instructies van het programma, samen met de gegevens waarop het werkt, geven de hardware van de computer (CPU, geheugen, opslag, enz.) opdracht om een reeks acties uit te voeren om een gewenst resultaat te bereiken. De uitkomst kan variëren van een eenvoudige berekening tot complexe taken zoals het uitvoeren van een besturingssysteem, het bewerken van een video of het simuleren van een fysiek fenomeen.
Daarom is het antwoord genuanceerder dan alleen "instructies". Het is een gestructureerde, georganiseerde reeks instructies, waarbij gebruik wordt gemaakt van verschillende technieken en componenten, die een functioneel programma vormen. |