| Het oorspronkelijke doel van het uitvinden van computers was niet één enkel, verenigd doel, maar eerder een geleidelijke evolutie, aangedreven door verschillende met elkaar verweven behoeften:
* Berekeningssnelheid en nauwkeurigheid: Vroege computers, zoals de ENIAC, waren in de eerste plaats ontworpen om complexe berekeningen veel sneller en nauwkeuriger uit te voeren dan mensen dat konden. Dit was cruciaal voor taken als ballistische berekeningen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
* Automatisering van repetitieve taken: Het idee om vervelende, repetitieve taken te automatiseren was een belangrijke drijfveer. Vóór computers werden veel berekeningen en gegevensverwerkingstaken handmatig uitgevoerd, wat traag, foutgevoelig en duur was.
* Breekcodes: Tijdens de Tweede Wereldoorlog versnelde de noodzaak om vijandelijke codes te ontcijferen de computerontwikkeling aanzienlijk. De Colossus-machines zijn bijvoorbeeld speciaal gebouwd voor het breken van codes.
* Wetenschappelijk onderzoek: Computers werden al snel onschatbare hulpmiddelen voor wetenschappelijk onderzoek, waardoor wetenschappers complexe systemen konden modelleren, enorme hoeveelheden gegevens konden analyseren en simulaties konden uitvoeren die voorheen onmogelijk waren.
Kortom, het oorspronkelijke doel was het oplossen van specifieke problemen met betrekking tot berekeningen, automatisering en het breken van codes, maar de onderliggende drijvende kracht was het verlangen naar een snellere, nauwkeurigere en efficiëntere verwerking van informatie. De veelzijdigheid van de vroege computers onthulde al snel hun veel bredere potentieel, wat leidde tot hun wijdverbreide acceptatie op diverse gebieden. |