Een computer werkt wanneer deze is ingeschakeld en instructies ontvangt .
Hier is een uitsplitsing:
* Power On: De computer heeft een bron van elektrische stroom nodig om te werken. Dit wordt meestal geleverd door een stroomadapter of batterij.
* instructies: Computers volgen instructies, die zijn gecodeerd in een taal die ze begrijpen. Deze instructies worden programma's of software genoemd. De instructies vertellen de computer wat te doen, zoals:
* Nummers berekenen: Rekenkundige bewerkingen uitvoeren.
* Procestekst: Documenten bewerken, e -mails schrijven, etc.
* Gegevens opslaan en ophalen: Bestanden opslaan, programma's laden, etc.
* Controle hardware: Interactie met apparaten zoals printers, camera's en schermen.
Dus in eenvoudiger termen werkt een computer wanneer:
1. je zet het aan.
2. Je geeft het iets te doen.
Het is alsof je een persoon een baan geeft:ze hebben de energie (macht) nodig om te werken en instructies (programma) om te weten wat ze moeten doen. |