Stel je een computer voor als een super slimme calculator die meer kan doen dan alleen cijfers. Het heeft een brein genaamd de cpu (Centrale verwerkingseenheid), wat lijkt op het super slimme gedeelte dat alle informatie verwerkt. Het heeft ook een geheugen genaamd ram (Random Access Memory), waar het tijdelijk opslaat waaraan het werkt, een beetje zoals een scratchpad.
Dan heb je opslag , zoals een harde schijf of SSD, die fungeert als het langetermijngeheugen van de computer, het opslaan van al uw bestanden, programma's en besturingssysteem.
Om te communiceren met de buitenwereld, gebruikt de computer invoerapparaten zoals een toetsenbord of muis, en uitvoerapparaten zoals een scherm of luidsprekers.
Ten slotte, het besturingssysteem Draagt zich als de dirigent, beheert alles en zorgt ervoor dat alles soepel samenwerkt.
Wanneer u een computer gebruikt, geeft u deze in feite instructies via invoerapparaten. De CPU verwerkt vervolgens deze instructies, met behulp van informatie uit het geheugen en de opslag en stuurt vervolgens resultaten terug via uitvoerapparaten. Het is een constante cyclus van het innemen van informatie, het verwerken en u de uitvoer geven.
Zie het als een supercomplexe machine die een reeks instructies volgt, constant informatie opneemt, er iets mee doet en u vervolgens de resultaten laat zien. |