De kern van SQL-verwerkingsinstructies
De kern van SQL-verwerkingsinstructies kan als volgt worden samengevat:
1. Data Definition Language (DDL):DDL-instructies worden gebruikt om databaseobjecten zoals tabellen, views, indexen en gebruikers te maken, wijzigen of verwijderen. De meest gebruikte DDL-instructies zijn CREATE, DROP, ALTER en TRUNCATE.
2. Data Manipulation Language (DML):DML-instructies worden gebruikt om gegevens uit databasetabellen in te voegen, bij te werken, te verwijderen of op te halen. De meest gebruikte DML-instructies zijn INSERT, SELECT, UPDATE en DELETE.
3. Data Control Language (DCL):DCL-instructies worden gebruikt om machtigingen voor databaseobjecten aan gebruikers of rollen te verlenen of in te trekken. De meest gebruikte DCL-instructies zijn GRANT, REVOKE en ALTER AUTHORIZATION.
4. Transaction Control Language (TCL):TCL-instructies worden gebruikt om de ACID-eigenschappen (atomiciteit, consistentie, isolatie, duurzaamheid) van transacties te controleren. De meest gebruikte TCL-instructies zijn BEGIN TRANSACTION, COMMIT en ROLLBACK.
Deze vier categorieën instructies vormen de kern van SQL-verwerking en kunnen worden gebruikt om vrijwel alle databasebewerkingen uit te voeren. Andere SQL-instructies, zoals die voor het maken van opgeslagen procedures, triggers en functies, zijn op deze kerninstructies gebouwd. |