Om ervoor te zorgen dat een celreferentie ongewijzigd blijft bij het invoegen van rijen of het kopiëren/verplaatsen van formules in een werkblad, moet u absolute verwijzing gebruiken . Dit wordt gedaan met behulp van het dollarteken ($) vóór de kolombrief, het rijnummer of beide.
* absolute referentie: `$ A $ 1` Dit verwijst altijd naar cel A1, ongeacht waar de formule wordt gekopieerd of waar rijen/kolommen worden ingevoegd.
* absolute kolom, relatieve rij: `$ A1` Dit verwijst altijd naar kolom A, maar het rijnummer past zich aan wanneer de formule wordt gekopieerd of omhoog. Als u deze formule op een rij kopieert, wordt het `$ a2`.
* Relatieve kolom, absolute rij: `A $ 1` Dit verwijst altijd naar rij 1, maar de kolombrief zal zich aanpassen wanneer de formule links of rechts wordt gekopieerd. Als u deze Formule One -kolom naar rechts kopieert, wordt deze `B $ 1`.
* Relatieve referentie: `A1` Deze referentie verandert zowel de kolom als de rij wanneer de formule wordt gekopieerd of verplaatst.
Voorbeeld:
Laten we zeggen dat u een formule hebt in cel C1:`=A1 + B1`
* Als u deze formule naar C2 kopieert, wordt het `=A2 + B2` (relatieve referenties).
* Als u `=$ a $ 1 + $ b $ 1` naar C2 kopieert, zal het * blijven *` =$ a $ 1 + $ b $ 1` (absolute referenties).
* Als u `=$ a1 + b $ 1` naar C2 kopieert, wordt dit` =$ a2 + b $ 1` (gemengde referenties).
Hoe absolute verwijzing in de praktijk te gebruiken:
1. Handmatig: Typ de dollartekens ($) vóór de kolombrief en/of rijnummer in de formulebalk.
2. met behulp van de F4 -toets: Selecteer de celreferentie in de formulebalk. Druk herhaaldelijk op de F4 -toets om door de verschillende verwijzingsopties te doorlopen (relatieve, absolute kolom, absolute rij, absoluut).
Door strategisch absolute en relatieve verwijzing te gebruiken, kunt u precies bepalen hoe celreferenties zich gedragen wanneer u uw werkblad wijzigt. Inzicht in dit is cruciaal voor het bouwen van robuuste en flexibele spreadsheets. |