In een spreadsheet, een cel is de basiseenheid van gegevensopslag. Het is als een klein doos waar u een enkel stuk informatie kunt opslaan, zoals een nummer, tekst of formule.
Hier is een uitsplitsing:
* Locatie: Elke cel wordt geïdentificeerd door zijn kolombrief en rijnummer . Cel A1 bevindt zich bijvoorbeeld in de eerste kolom (A) en de eerste rij (1).
* inhoud: Een cel kan bevatten:
* gegevens: Dit kan een nummer, tekst, datum of tijd zijn.
* formule: Dit is een vergelijking die een resultaat berekent op basis van andere celwaarden.
* functie: Dit zijn ingebouwde formules die specifieke berekeningen of bewerkingen uitvoeren.
* Opmaak: Cellen kunnen worden opgemaakt om hun uiterlijk te veranderen (bijvoorbeeld lettertype -stijl, kleur, nummerformaat).
* onderling verbondenheid: Cellen zijn onderling verbonden, wat betekent dat veranderingen in de ene cel de waarden in andere cellen kunnen beïnvloeden, vooral als die cellen formules bevatten die verwijzen naar de veranderde cel.
Denk aan een spreadsheet als een raster van kleine dozen. Elke doos is een cel en u kunt deze cellen gebruiken om gegevens te organiseren, te analyseren en te berekenen.
Voorbeeld:
Stel je voor dat je een eenvoudige budgetspreadsheet maakt:
* Cel A1: "Inkomen"
* Cel B1: "Uitgaven"
* Cel A2: "$ 2.500" (uw maandelijkse inkomen)
* Cel B2: "$ 1.800" (uw maandelijkse uitgaven)
* Cel A3: "=A2-B2" (een formule die uw nettoresultaat berekent)
In dit voorbeeld:
* Cellen A1 en B1 bevatten tekst.
* Cellen A2 en B2 bevatten numerieke gegevens.
* Cel A3 bevat een formule die het verschil berekent tussen de waarden in cellen A2 en B2.
Dit eenvoudige voorbeeld laat zien hoe cellen worden gebruikt om gegevens in een spreadsheet te organiseren en te analyseren. |