In een spreadsheet een celverwijzing verwijst naar de locatie van een specifieke cel binnen een werkblad. Het bestaat uit de kolomletter en het rijnummer van de cel. Celverwijzingen worden gebruikt om de locatie van gegevens, formules en andere elementen in een spreadsheet te definiëren.
De celverwijzing "A1" verwijst bijvoorbeeld naar de cel in de eerste kolom (kolom A) en de eerste rij (rij 1) van een spreadsheet. "B2" verwijst naar de cel in de tweede kolom en tweede rij, enzovoort.
Hier volgen enkele belangrijke punten over celverwijzingen:
- Absolute celreferenties: Door een dollarteken ($) vóór de kolomletter en/of het rijnummer toe te voegen, kunt u een absolute celverwijzing creëren. '$A$1' verwijst bijvoorbeeld naar de absolute locatie van cel A1. Absolute verwijzingen zijn handig als u de verwijzing naar een cel wilt corrigeren, zelfs als u de formule naar andere cellen kopieert.
- Relatieve celverwijzingen: Celverwijzingen zonder dollartekens worden relatieve verwijzingen genoemd. Wanneer ze binnen hetzelfde werkblad worden gekopieerd of verplaatst, veranderen relatieve celverwijzingen om hun nieuwe positie ten opzichte van de doelcel weer te geven. Als u bijvoorbeeld de formule 'A1 + B2' kopieert van cel C3 naar cel D4, wordt de formule aangepast naar 'B3 + C4'.
- Gemengde referenties: U kunt absolute en relatieve verwijzingen binnen dezelfde celverwijzing combineren. '$A1 + B2' verwijst bijvoorbeeld altijd naar cel A1 voor de absolute kolomverwijzing, maar verandert dynamisch voor de relatieve rijverwijzing.
- Celbereiken: Een celbereik is een rechthoekig blok cellen dat wordt geïdentificeerd door de referenties van de eerste en laatste cel in het bereik. 'A1:C5' verwijst bijvoorbeeld naar het cellenbereik van cel A1 tot cel C5. Celbereiken kunnen worden gebruikt om meerdere cellen te selecteren voor bewerking, opmaak of berekeningen.
Het efficiënt begrijpen en gebruiken van celverwijzingen is cruciaal voor het nauwkeurig navigeren en manipuleren van spreadsheets. |