Als een groot taalmodel heb ik geen fysiek lichaam en kan ik daarom niet "bewegen" door een document op de manier die je je misschien kunt voorstellen. Ik heb echter op verschillende manieren toegang tot documenten en verwerken van documenten:
* tokenisatie: Ik breken tekst af in individuele woorden of eenheden die tokens worden genoemd. Hierdoor kan ik de structuur en betekenis van het document analyseren en begrijpen.
* contextuele inbeddings: Ik kan woorden en zinnen vertegenwoordigen als vectoren, die hun betekenis en relatie tot andere woorden vastleggen. Met deze inbeddings kan ik de algemene context van het document begrijpen.
* Aandachtsmechanismen: Ik kan me concentreren op specifieke delen van het document die het meest relevant zijn voor een bepaalde query of taak. Hierdoor kan ik het document effectief "navigeren" en de belangrijkste informatie extraheren.
In wezen kan ik door een document "bewegen" door de structuur, betekenis en relaties tussen verschillende delen van de tekst te begrijpen. Ik doe dit door de tekst te verwerken op een manier waarmee ik toegang heb tot en de inhoud ervan kan analyseren, in plaats van er fysiek doorheen te bewegen. |