Door een schijf te formatteren, wordt deze voorbereid op gebruik door een bestandssysteem op de schijf te maken. Een bestandssysteem is een logische structuur die de bestanden en mappen op een schijf ordent, waardoor het besturingssysteem kan bijhouden waar bestanden zijn opgeslagen en hoeveel ruimte ze innemen.
Wanneer u een schijf formatteert, kunt u kiezen uit verschillende bestandssysteemtypen, zoals FAT32, NTFS en exFAT. Elk bestandssysteem heeft zijn eigen voor- en nadelen, en de beste keuze hangt af van het beoogde gebruik van de schijf.
FAT32 is bijvoorbeeld een eenvoudig en breed compatibel bestandssysteem dat geschikt is voor gebruik met flashdrives en andere kleine opslagapparaten. NTFS is een geavanceerder bestandssysteem dat betere beveiliging en prestaties biedt, maar is niet zo breed compatibel met oudere besturingssystemen. exFAT is een nieuwer bestandssysteem dat is ontworpen voor gebruik met opslagapparaten met hoge capaciteit, zoals USB-drives en externe harde schijven.
Wanneer u een schijf formatteert, kunt u ook de grootte van de toewijzingseenheid opgeven, die de grootte bepaalt van de clusters die worden gebruikt om bestanden op de schijf op te slaan. Hoe groter de grootte van de toewijzingseenheid, hoe efficiënter de schijf zal zijn bij het opslaan van grote bestanden, maar ook minder efficiënt zal zijn bij het opslaan van kleine bestanden.
Als u een schijf formatteert, worden alle gegevens op de schijf gewist. Het is dus belangrijk dat u een back-up maakt van alle belangrijke bestanden voordat u de schijf formatteert. |