In Microsoft Excel lopen kolommen verticaal en rijen horizontaal. Elke kolom wordt geïdentificeerd door een letter, beginnend met "A" voor de meest linkse kolom en doorlopend tot "Z". Als er meer dan 26 kolommen zijn, gebruikt Excel twee letters om elke kolom te identificeren, te beginnen met 'AA', 'AB', enzovoort.
De cel op het snijpunt van rij 1 en kolom A wordt bijvoorbeeld 'A1' genoemd. De cel op het snijpunt van rij 5 en kolom F wordt 'F5' genoemd.
Om een kolom te selecteren, klikt u op de kolomkop bovenaan het werkblad. Om meerdere kolommen te selecteren, klikt u op de eerste kolomkop, houdt u vervolgens de Shift-toets ingedrukt en klikt u op de laatste kolomkop.
U kunt ook sneltoetsen gebruiken om kolommen te selecteren. Om de hele kolom te selecteren, drukt u op Ctrl + Spatie. Als u een reeks kolommen wilt selecteren, drukt u op Shift + pijltoets. |