In Microsoft Excel zijn er verschillende soorten celverwijzingen die kunnen worden gebruikt in formules en berekeningen:
1. Relatieve celreferenties:
- Deze verwijzingen zijn gebaseerd op de relatieve positie van de cel ten opzichte van de huidige cel.
- Als u bijvoorbeeld "=B2+1" invoert in cel C2, verwijst dit naar de waarde in cel B2 plus 1.
2. Absolute celreferenties:
- Deze verwijzingen verwijzen altijd naar dezelfde cel, ongeacht de positie ervan in de formule.
- Een absolute verwijzing ontstaat door vóór de kolomletter en/of rijnummer een dollarteken ($) toe te voegen. '$B$2' verwijst bijvoorbeeld altijd naar cel B2.
3. Gemengde celreferenties:
- Deze verwijzingen combineren relatieve en absolute celverwijzingen.
- Als u bijvoorbeeld "=B$2+C2" invoert in cel D2, verwijst dit naar de waarde in cel B2, die absoluut is, plus de waarde in cel C2, die relatief is.
4. Bereikreferenties:
- Deze verwijzingen verwijzen naar een bereik van cellen, in plaats van naar één enkele cel.
- Als u bijvoorbeeld "=SUM(B2:B5)" invoert in cel B6, worden de waarden in de cellen B2, B3, B4 en B5 opgeteld.
5. Benoemde bereiken:
- Dit zijn aangepaste namen die aan een celbereik worden gegeven.
- Benoemde bereiken maken formules gemakkelijker te lezen en te begrijpen. Als u het bereik B2:B5 bijvoorbeeld de naam 'Verkoop' geeft, kunt u '=SOM(Verkoop)' invoeren in plaats van '=SOM(B2:B5)'.
6. Offsetreferenties:
- Met deze verwijzingen kunt u verwijzen naar een cel die een bepaald aantal rijen en/of kolommen verwijderd is van de huidige cel.
- Als u bijvoorbeeld "=OFFSET(B2,-1,2)" invoert in cel D2, verwijst dit naar de waarde in cel B1 (één rij omhoog en twee kolommen rechts van B2).
Het begrijpen van deze verschillende celverwijzingen is cruciaal voor het maken van nauwkeurige en flexibele formules in Excel. |