In Excel zijn celbereiken groepen cellen die samen worden geselecteerd of waarnaar wordt verwezen. Er zijn twee soorten celbereiken:aangrenzend en niet-aangrenzend.
Aangrenzende celbereiken zijn groepen cellen die naast elkaar liggen, horizontaal of verticaal. Het bereik A1:C10 omvat bijvoorbeeld alle cellen in de eerste tien rijen van kolommen A, B en C.
Niet-aangrenzende celbereiken zijn groepen cellen die niet naast elkaar liggen. Het bereik A1,C10 omvat bijvoorbeeld de cel A1, de cel C10 en alle cellen daartussenin.
Aangrenzende celbereiken worden vaak gebruikt wanneer u een gegevensblok wilt selecteren of ernaar wilt verwijzen. Als u bijvoorbeeld alle cellen in de eerste tien rijen van de kolommen A, B en C wilt selecteren, kunt u eenvoudigweg op cel A1 klikken en de muis naar cel C10 slepen.
Niet-aangrenzende celbereiken worden vaak gebruikt wanneer u specifieke cellen of groepen cellen wilt selecteren of ernaar wilt verwijzen. Als u bijvoorbeeld de cel A1, de cel C10 en alle cellen ertussen wilt selecteren, kunt u de Ctrl-toets ingedrukt houden terwijl u op elk van de cellen klikt.
Het is belangrijk om het verschil tussen aangrenzende en niet-aangrenzende celbereiken te begrijpen om Excel effectief te kunnen gebruiken. |