MS-DOS heeft niet echt een "gebruikersinterface" in de moderne zin. Het is een opdrachtregelinterface (CLI) , waar u communiceert met het besturingssysteem door opdrachten te typen.
Hier is een uitsplitsing van de interface:
1. De opdrachtprompt:
- Dit is het primaire venster waar u opdrachten invoert.
- Het geeft een prompt weer, meestal "C:\>" of "A:\>" die de huidige schijf aangeeft.
- U typt uw opdrachten en drukt op Enter om ze uit te voeren.
2. Basisopdrachten:
- dir: Geeft bestanden en mappen weer in de huidige map.
- CD: Verandert de huidige map.
- Kopieer: Kopieën bestanden.
- del: Verwijdert bestanden.
- Formaat: Formaten een schijf.
- Type: Geeft de inhoud van een tekstbestand weer.
- Ren: Noem een bestand of map.
- MD: Creëert een nieuwe directory.
- rd: Verwijdert een lege map.
- Datum en tijd: Stelt de systeemdatum en tijd in.
3. Navigatie:
- cd ..: Verplaatst één niveau hoger in de directorystructuur.
- cd \: Gaat naar de hoofdmap van de schijf.
4. Bestandssysteem:
- MS-DOS gebruikt een hiërarchisch bestandssysteem, georganiseerd in schijven, mappen en bestanden.
5. Beperkte grafische elementen:
-Terwijl MS-DOS voornamelijk op tekst vertrouwde, boden sommige programma's beperkte grafische elementen, zoals op tekst gebaseerde menu's of basisvormen.
6. Gebrek aan een muis:
-MS-DOS is ontworpen voor interactie met alleen toetsenbord.
Over het algemeen:
- De MS-DOS-interface was zeer eenvoudig en vereiste gebruikers die bekend waren met opdrachten.
- Het was krachtig voor zijn tijd, maar het was ook een uitdaging voor beginners.
- Moderne besturingssystemen met grafische gebruikersinterfaces (GUI's) zoals Windows of MacOS zijn veel gebruiksvriendelijker en intuïtiever.
In wezen was de interface van MS-DOS in de eerste plaats een tekstgebaseerde opdrachtregel, waardoor deze sterk verschilde van de grafische interfaces die we vandaag gebruiken. |