In Microsoft Access, een veld is een enkel stuk informatie dat, samen met andere velden, een persoon, plaats of ding beschrijft. Zie het als een kolom in een spreadsheet of een categorie in een vorm. Elk veld slaat een specifiek type gegevens op over een record.
Hier is een uitsplitsing van belangrijke aspecten:
1. Gegevenstype:
- Dit is misschien wel het belangrijkste kenmerk. Het bepaalt wat voor soort informatie het veld kan bevatten. Veelvoorkomende gegevenstypen zijn onder meer:
- tekst: Voor namen, adressen, korte beschrijvingen (beperkte tekens).
- Memo: Voor langere tekstitems zoals paragrafen of notities.
- Nummer: Voor het opslaan van numerieke waarden die in berekeningen worden gebruikt.
- Datum/tijd: Voor datums en tijden.
- valuta: Voor monetaire waarden bij de juiste opmaak.
- Autonumber: Genereert een uniek sequentieel of willekeurig nummer voor elk record.
- ja/nee: Voor Booleaanse waarden (waar/onwaar of ja/nee).
- Lookup &relatie: Verbindt gegevens van een andere tabel om redundantie te voorkomen.
- Bijlage: Voor het opslaan van bestanden rechtstreeks in de database.
- Hyperlink: Voor het opslaan van webadressen of links naar bestanden.
2. Veldgrootte:
- Voor sommige gegevenstypen (zoals tekst en nummer) kunt u het maximale aantal tekens of cijfers definiëren die het veld biedt.
3. Formaat:
- Bepaalt hoe de gegevens worden weergegeven. Datums kunnen bijvoorbeeld worden opgemaakt als "mm/dd/jjjj" of "dd-mmm-yyyy."
4. Invoermasker:
- Helpt gebruikers gegevens in een consistent formaat in te voeren, zoals telefoonnummers ((xxx) xxx-xxxx).
5. Bijschrift:
- Biedt een gebruiksvriendelijk label dat wordt weergegeven in formulieren en rapporten in plaats van de werkelijke veldnaam.
6. Standaardwaarde:
- Pompuleert het veld automatisch met een specifieke waarde, tenzij de gebruiker een andere invoert.
7. Validatieregel:
- Stelt criteria in om gegevensintegriteit te waarborgen (de leeftijd moet bijvoorbeeld groter zijn dan 18).
8. Validatietekst:
- Toont een bericht als de validatieregel wordt geschonden.
9. Vereiste eigenschap:
- Geeft aan of een waarde verplicht is voor het veld of dat deze leeg kan worden gelaten.
Voorbeeld:
Stel je voor dat je een database voor klanten maakt. Elke klant zou een record zijn en velden kunnen zijn:
- CustomerID (Autonumber):unieke ID voor elke klant.
- eerste naam (Tekst):de voornaam van de klant.
- LastName (Tekst):de achternaam van de klant.
- e -mail (Tekst):e -mailadres van de klant.
- Dateofbirth (Datum/tijd):Geboortedatum van de klant.
- PHONENUMBER (Tekst):het telefoonnummer van de klant.
Door deze velden te definiëren met hun respectieve gegevenstypen en eigenschappen, maakt u de structuur om uw klantinformatie effectief op te slaan en te beheren. |