Naarmate er meer letters of tekens aan een bestand worden toegevoegd, neemt de bestandsgrootte doorgaans toe. Dit komt omdat elk teken in een tekstbestand doorgaans wordt weergegeven met een code, zoals ASCII of Unicode, die een bepaalde hoeveelheid opslagruimte in beslag neemt. In ASCII wordt elk teken bijvoorbeeld weergegeven door een 7-bits code, wat betekent dat het maximaal 128 verschillende waarden kan hebben. Dit betekent dat elk teken in een ASCII-tekstbestand 1 byte (8 bits) opslagruimte in beslag neemt.
Naarmate u meer tekens aan een tekstbestand toevoegt, neemt het aantal bytes dat nodig is om de tekst op te slaan toe. Als u bijvoorbeeld een tekstbestand met 100 tekens heeft, neemt dit ongeveer 100 bytes opslagruimte in beslag. Als u vervolgens nog eens 100 tekens aan het bestand toevoegt, wordt de bestandsgrootte met nog eens ongeveer 100 bytes groter.
Het is echter de moeite waard om op te merken dat de exacte toename van de bestandsgrootte kan variëren, afhankelijk van de specifieke gebruikte codering en of er aanvullende opmaak of metagegevens in het bestand zijn opgenomen. Sommige tekstformaten, zoals UTF-8, gebruiken een variabel aantal bytes om verschillende tekens weer te geven, dus de toename van de bestandsgrootte is mogelijk niet recht evenredig met het aantal toegevoegde tekens. Bovendien kunnen factoren zoals compressie-algoritmen en regeleinden ook de totale bestandsgrootte beïnvloeden. |