1. Monolithische architectuur:
In de monolithische architectuur is de gehele applicatie gebouwd als één op zichzelf staand geheel. Alle componenten en functies van de applicatie zijn nauw met elkaar verbonden en samen verpakt. Deze aanpak was populair in de vroege stadia van softwareontwikkeling, maar kent beperkingen op het gebied van schaalbaarheid, flexibiliteit en onderhoudbaarheid.
2. Microservices-architectuur:
De architectuur van microservices volgt een gedecentraliseerde aanpak waarbij de applicatie bestaat uit kleine, onafhankelijke services. Elke microservice is verantwoordelijk voor een specifieke functionaliteit of domein van de applicatie en communiceert met andere microservices via goed gedefinieerde API’s. Deze architectuurstijl bevordert schaalbaarheid, wendbaarheid en flexibiliteit, waardoor deze geschikt is voor grootschalige gedistribueerde systemen. |