Het kopiëren van een snelkoppelingsdocument of -map om de oorspronkelijke weergave op verschillende computers te behouden, omvat twee stappen:het maken van een nieuwe snelkoppeling op de doelcomputer en het bijwerken van het pictogram ervan.
Stap 1:maak een nieuwe snelkoppeling
1. Toegang tot de originele snelkoppeling :zoek op de broncomputer het snelkoppelingsdocument of de map die u wilt kopiëren.
2. Maak een kopie :Klik met de rechtermuisknop op de snelkoppeling en selecteer "Kopiëren" of druk op Ctrl+C (Windows) of Command+C (Mac) om de snelkoppeling te kopiëren.
3. Plak de snelkoppeling :navigeer op de doelcomputer naar de locatie waar u de snelkoppeling wilt maken. Klik met de rechtermuisknop en selecteer "Plakken" of druk op Ctrl+V (Windows) of Command+V (Mac) om de gekopieerde snelkoppeling te plakken.
Stap 2:Update het snelkoppelingspictogram
4. Selecteer de snelkoppeling :Klik met de rechtermuisknop op de nieuw gemaakte snelkoppeling op de doelcomputer en selecteer "Eigenschappen".
5. Pictogram aanpassen :Klik in het dialoogvenster Eigenschappen op het tabblad "Snelkoppeling". Klik onder het gedeelte 'Snelkoppelingspictogram' op de knop 'Pictogram wijzigen'.
6. Zoek naar pictogram :Er verschijnt een venster met een lijst met beschikbare pictogrammen. Blader en selecteer het pictogram dat overeenkomt met het pictogram van de oorspronkelijke snelkoppeling. Klik op "OK" om het nieuwe pictogram toe te passen.
7. Hernoem snelkoppeling (optioneel) :Indien gewenst kunt u ook de naam van de snelkoppeling bewerken, zodat deze overeenkomt met de originele naam. Klik op het tabblad "Algemeen" in het dialoogvenster Eigenschappen en breng de nodige wijzigingen aan in het veld "Naam".
Door deze stappen te volgen, kunt u met succes een snelkoppelingsdocument of -map van de ene computer naar de andere kopiëren, terwijl het oorspronkelijke uiterlijk, inclusief het pictogram en de naam, behouden blijft. |