Het model dat de eindweergave van een database vertegenwoordigt, is het logical Data Model (LDM) .
Dit is waarom:
* Fysiek datamodel (PDM): Richt zich op de fysieke opslag- en implementatiegegevens van de database, zoals tabellen, indexen, gegevenstypen, enz. Dit gaat meer over hoe de gegevens worden opgeslagen dan op hoe deze zijn gestructureerd of gebruikt.
* Conceptueel datamodel (CDM): Biedt een weergave op hoog niveau van de gegevens, die de entiteiten en relaties in de database weergeven, maar niet de specifieke kenmerken of gegevenstypen. Het gaat om de bedrijfsconcepten en hun relaties.
* Logical Data Model (LDM): Bruggt de kloof tussen de CDM en PDM. Het definieert de structuur van de database, inclusief tabellen, kolommen, gegevenstypen, primaire toetsen, buitenlandse toetsen en relaties. Dit is de weergave die het meest relevant is voor gebruikers en applicaties, omdat het laat zien hoe gegevens zijn georganiseerd en gestructureerd.
Denk er op deze manier aan:
* CDM: Het "grote geheel" van wat de database vertegenwoordigt (bijvoorbeeld klanten, producten, bestellingen)
* LDM: De "blauwdruk" van hoe de gegevens zijn georganiseerd (bijv. Tabellen met kolommen en relaties)
* PDM: De "implementatiedetails" van hoe de gegevens worden opgeslagen (bijv. Diskruimtetoewijzing, indexeringstechnieken)
Daarom is de LDM de dichtstbijzijnde weergave van de "eindweergave" van de database, omdat deze laat zien hoe de gegevens zijn gestructureerd voor gebruik. |